Kennis van God is de menselijke geest van nature gegeven (2/3)

2. Godsdienst is geen bedenksel van mensen – Johannes Calvijn

Het is dan ook volstrekt uit de lucht gegrepen als sommigen zeggen dat godsdienst een bedenksel van een paar geslepen en slimme mensen is om het eenvoudige volk op een handige manier in een afhankelijke positie te houden. Zij brachten anderen ertoe God te vereren, maar zelf zouden zij in het geheel niet geloven dat er een God is. Nu erken ik dat sluwe mensen heel veel op het gebied van de godsdienst verzonnen hebben waarmee ze het gewone volk eerbied konden inboezemen en vrees aanjagen, om het daardoor volgzamer te krijgen. Maar ze zouden daarin nooit geslaagd zijn als de geesten van de mensen niet al tevoren doordrenkt geweest zouden zijn van de diepe overtuiging ten aanzien van Gods bestaan, waaruit de neiging tot de godsdienst als uit een kiem opschiet.

Het is ook niet aannemelijk dat zij die op slinkse wijze onder de naam van godsdienst indruk probeerden te maken op minder ontwikkelden, zelf geheel en al verstoken geweest zijn van de kennis van God. Want al hebben er dan vroeger enkelen bestaan en duiken er heden ten dage niet weinigen op die het bestaan van God ontkennen, met hun gevoel nemen zij, of zij het nu willen of niet, toch telkens weer waar wat ze met hun verstand niet begeren te weten. Niemand heeft zich met grotere vermetelheid of ongeremdheid gestort op het verachten van de goddelijke macht dan Caius Caligula, zoals te lezen is. Toch heeft niemand meer gesidderd van ellende, wanneer zich een teken van de goddelijke toorn voordeed. Zo huiverde hij zonder het zelf te willen voor God die hij zo doelbewust en openlijk verachtte. Je kunt dit ook overal zien gebeuren bij mensen als hij: iemand mag nog zo’n vermetele verachter van God zijn, al bij het ritselen van een vallend blad wordt hij door heftige emoties overmand. Vanwaar komt dit anders dan van Gods wrekende majesteit, die het geweten van deze mensen des te heviger treft naarmate zij daaraan meer trachten te ontkomen? Allen zijn zij wel op zoek naar een schuilplaats waarin zij zich kunnen verbergen voor Gods tegenwoordigheid en de gedachte daaraan weer van zich kunnen afzetten. Maar of zij willen of niet, zij blijven altijd in dit net verstrikt. Hoewel het besef van Gods tegenwoordigheid af en toe een ogenblik lijkt te verdwijnen, keert het toch telkens weer terug en komt het met nieuwe kracht op hen af. Als zij al eens iets minder last hebben van gewetensangst, lijkt dat dan ook heel veel op het slapen van dronken of krankzinnige mensen die zelfs in hun slaap geen kalme rust genieten, omdat ze aanhoudend door gruwelijke en huiveringwekkende dromen gekweld worden. Ook goddelozen zijn er dus een bewijs van dat er in het gemoed van alle mensen altijd enige kennis van God leeft.

Bron: www.institutiecalvijn.nl
Meer voorbeeldpagina’s uit de nieuwe vertaling van Calvijn’s Institutie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *