Kapitein Iets of Neutraal – aanvoerder van de ietsisten (1)

Toen des Konings kapiteins van het hof tegen Mensenziel ten strijde togen en door het land heentrokken, ontmoetten hen drie jonge borsten, die zin hadden, om als soldaat dienst te nemen; ´t waren op het oog brave gasten, mensen van verstand en moed. Hun namen waren: Traditie, Vleselijke Wijsheid, en Menselijke Vinding.

Bij de kapiteins gekomen, boden dezen zich aan, onder El-Schaddai te dienen, maar die spraken van hun plannen, en rieden hun, niet al te ras en vaardig te wezen met hun aanbieding. Maar neen, deze jongelieden zeiden, dat ze de zaken tevoren reeds hadden overwogen, zich juist, nadat zij vernomen hadden, met welk doel het leger optrok, op weg hadden begeven, om hen te ontmoeten, en onder hun vanen dienst te nemen. Kapitein Boanerges, hen aanziende voor mannen van moed, nam ze in zijn compagnie, en zo trokken ze mede ten strijde.

Maar toen nu de strijd aanving, gebeurde ´t dat in één van de scherpste schermutselingen, een compagnie van heer Wil, uit een achterlaag van de stad uitviel, op de achterhoede van kapitein Boanerges, waar juist deze drie gasten waren, die zij ook gevangen namen en in de stad brachten. Ze waren daar nog niet lang geweest, of het werd ruchtbaar door al de straten van de stad, dat er drie voorname gevangenen van El-Schaddai´s leger door de compagnie van de heer Wil waren binnengebracht; de tijding kwam ten laatste ook op ´t kasteel, bij Diabolus, die de heer Wil bij zich ontbood, om zekerheid te verkrijgen. Hem ondervroeg Diabolus nauwkeurig, zodat hij goed ingelicht werd. Toen liet de reus ook de gevangenen voor het brengen, en vroeg hun, wie zij waren, vanwaar zij kwamen, en wat zij in ´t leger deden; en nadat zij op alles bericht gegeven hadden, zond hij hen weder in bewaring naar de wacht.

Niet veel dagen daarna liet hij ze weder voor zich brengen, en vroeg, of zij ook genegen waren onder hem te dienen tegen hun vorige kapiteins. Zij antwoordden, dat ze niet zozeer leefden bij de godsdienst als wel bij ´t noodlot van ´t geluk, en dat zij,, dewijl zijne Achtbaarheid genegen was hen aan te nemen, ook willig waren, hem te dienen.

Toen de zaak nu zo stond, zond Diabolus deze kwanten tot zekere kapitein Iets of Neutraal; een man, die een veelomvattende werkkring had in Mensenziel; en gaf hun een brief van zijn hand mee, opdat hij hen onder zijn compagnie zou nemen, die aldus luidde: ¨Waarde Heer Iets, lieve en bijzondere vriend. Deze drie mannen, de brengers dezes, hebben begeerte om in de oorlog te dienen; en ik weet niet beters te doen, dan ze onder uw bevelen te stellen. Ontvang ze derhalve in mijn naam, en maak er, als de nood het vereist, gebruik van in de strijd tegen El-Schaddai, en de zijnen. Vaarwel.” Aldus tot hem gekomen, vonder zij een plaats; hij maakte twee van hen sergeant; maar de heer Menselijke Vinding maakte hij zijn vaandrig.

– uit “De Heilige Oorlog” van J. Bunyan. Uitg. J.J. Groen – Leiden. Oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd in 1682.